Installatie in PuntWG, Amsterdam
21 t/m 30 oktober 2011
In een droom zie ik een maquette, midden in een onbepaalde woestenij. Van buiten ziet de maquette er rommelig uit, als een verlaten gebouw dat al jaren in aanbouw staat. Maar binnen bevindt zich een andere wereld. Daar is alles huiselijk en comfortabel. De muren zijn behangen, de kamers gemeubileerd en de vensters bieden vertrouwde uitzichten, precies zoals een ieder het graag heeft.
Binnen deze muren ligt de woestenij op veilige afstand en kan men elkaar verstaan. Dan weet je waar je bent, hoe laat het is en wat je zoal in het leven gedaan hebt of nog gaat doen. En zo vergeet je meestal dat er nog een ‘buiten’ bestaat. Ja ʻs nachts, dan zweef je er op uit, in je dromen. Of je staat op de tocht omdat je soms even niets meer van het leven begrijpt. Maar dat zijn maar momenten, wie neemt dat nu serieus? Zolang je binnen blijft is de maquette beeldvullend, een universum op zichzelf. Je bent er thuis, als een kind in een kinderkamer, ver van de ruigte eromheen.
Jeroen Kee en BarBara Hanlo
Over de installatie en haar eerste uitvoering
De concept-tekst rept over de drang om de werkelijkheid in een handzaam model onder te brengen. Daarbij kan men denken aan poppenhuizen, treinbaantjes, architectonische maquettes, landkaarten, het planetarium van Eise Eisinga of Duchamp’s koffer met zijn oeuvre in miniatuur. Maar evengoed kan men denken aan abstracte modellen van filosofische, religieuze, psychologische of natuurwetenschappelijke veronderstellingen. De werkelijkheid laat zich natuurlijk nooit volledig in dergelijke modellen vangen. Maar om de wereld bewoonbaar te maken moeten we het blijven proberen. We moeten immers ook ergens kunnen schuilen.
Essentiële bestanddelen van de installatie hebben te maken met het opheffen van de comfortabele scheiding tussen binnen en buiten. Er wordt op de fragiliteit van de vertrouwde huiselijke wereld gewezen. Enerzijds wordt dit bereikt door haar in een maquette te verkleinen. En anderzijds door in de expositieruimte het ruwere ‘buiten’ naar binnen te laten, met spullen van de straat, bladeren, wind, geluiden, water of met andere zaken die zich in de omgeving bevinden.
De Installatie in projectruimte puntWG, Amsterdam:
binnen - De installatie was alleen ’s avonds in het donker te bezichtigen. De deuren van de ruimte waren wijd open gezet zodat de vochtige herfstlucht naar binnen kon dringen. In de schemerdonkere ruimte lag een grote donkere vijver. Het water reikte van muur tot muur en verdween aan de achterzijde onder hangende lakens. De diepte van het water was door de donkere bodem niet te schatten. De enige verlichting kwam van twee schemerlampjes die vlak boven het water hingen en van indirect binnenvallend lantaarnlicht van buiten.
Op het middelste laken was een projectie van een portret van een jonge man die boven het water leek te zweven. Soms had hij even de ogen open en keek de bezoekers aan om vervolgens weg te dromen en zijn ogen sloot.
Rechts in het water dreef een maquette van de expositieruimte, gelegen op een eiland gemodelleerd naar het aanliggende plantsoen.
Links stond tegen de muur, in het water een verzameling van op straat gevonden planken, kastjes en tafeltjes. Het gaf een licht chaotische indruk, alsof er een overstroming plaatsgevonden had.
In het donkere water zat een lichte beweging waardoor het eiland langzaam bewoog en een herfstblad voorbij kon drijven. Een vrijwel onzichtbare ventilator liet de papieren stroken van de maquette nu en dan ritselen.
Het geheel resulteerde in een verstilde sfeer die de bezoekers vanaf een planken steiger op zich in konden laten werken. De reacties varieerden van het ervaren van een poëtische rust, van een droom tot associaties met een onbestemde dreiging.
buiten - Zoals het buiten naar binnen drong, werd het ‘binnen’, de ‘huiselijkheid’, naar buiten in het plantsoen gebracht. Een omgekeerde wereld. Met behulp van in de buurt gevonden meubilair en andere weggegooide materialen waren drie zitjes gearrangeerd, compleet met televisies en schemerlampjes. Maar het betrof natuurlijk maar een schamele huiselijkheid en het was meer een nomadische affaire.
Op de televisies waren van buitenaf gefilmde, verlichte vensters te zien, waardoor men een glimp van het leven binnen kon opvangen. Een stilzwijgende uitnodiging aan de bezoekers om ook om zich heen te kijken naar de vele verlichte ramen van de huizen rondom het plantsoen.
Op enige meters van de ingang brandde een bescheiden vuurtje in een vuurschaal waar bezoekers zich konden warmen.
Over de samenwerking tussen BarBara Hanlo en Jeroen Kee
Beide kunstenaars volgen al geruime tijd elkaars werk en hebben voor het eerst samengewerkt in het project SLAPER (2006), een performance/installatie voor Festival aan de Werf te Utrecht en Lloydhotel te Amsterdam. Zij hebben ieder hun eigen medium. Hanlo is voornamelijk 2-dimensionaal georiënteerd en maakt hoofdzakelijk films en Kee maakt 3-dimensionale installaties. Maar in hun denken over werken en het werk zelf zijn ze nauw verwant.
De hier volgende tekst vormt een neerslag van een correspondentie over hun samenwerking:
We vinden elkaar in een theatraal element, een gegeven dat zowel in BarBara’s films aanwezig is als ook in Jeroen’s installaties.
We vinden elkaar in het element van tekst dat we spaarzaam gebruiken, voornamelijk als een gevoelvolle voice-over, een gedachtestem, een subtiel commentaar (en bijvoorbeeld geen dialogen). We hebben beiden een sterke band met literatuur. Niet alleen met taal op zich, maar ook met het specifieke van een leeservaring, de intimiteit daarvan. In ons werk spreken we altijd individuen aan, net zoals een boek dat doet. We maken geen groepsvermaak.
We houden beide van een poëtische concentratie, een geconcentreerde tijd, verwant aan poëzie, beeldende kunst of gecondenseerde muziek.
We zijn geen van beide uitleggerig. We zoeken eerder een associatieve werking die een herkenning van gevoel/sfeer/idee oplevert, dan een causale uitleg.
We zijn beiden gebiologeerd door individuele werkelijkheden, van anderen en van onszelf, een fascinatie die tot uiting komt in het regelmatig opdoemen van direct-persoonlijke thema’s en het integreren van portretten of andere private gebeurtenissen. Het respect voor de werkelijkheid leunt tegen het documentaire aan, maar de middelen zijn anders. We proberen niet louter weer te geven, maar zijn op zoek naar een relatie tussen ons onderwerp of thema en de toeschouwer of bezoeker.